Print

Op 8 juli 2022 heeft staatssecretaris van Rij een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin verschillende scenario's in kaart zijn gebracht om mensen die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de heffing in box 3 ook rechtsherstel te bieden. Bij elk van de scenario's bespreekt de staatssecretaris de budgettaire gevolgen, rechtvaardigheid, juridische houdbaarheid en uitvoeringsgevolgen daarvan.

In zijn brief van 28 april 2022 heeft de staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over het rechtsherstel inzake box 3 naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021.  Die brief zag op rechtsherstel voor belastingplichtigen die vielen onder de massaal bezwaarprocedures voor box 3 (2017-2020) en voor alle belastingplichtigen wiens definitieve aanslag nog niet onherroepelijk vaststond of nog moest worden opgelegd op de datum van het Kerstarrest. 

De Hoge Raad heeft in haar arrest van 20 mei 2022 geoordeeld dat juridisch geen verplichting bestaat om rechtsherstel te bieden aan niet-bezwaarmakers. Dit sluit aan bij de formele rechtskracht van besluiten. Formele rechtskracht houdt kort gezegd in dat besluiten van een bestuursorgaan, zoals een aanslag van de Belastingdienst, die onherroepelijk vaststaan daarna niet meer aangevochten kunnen worden. Politiek kan echter besloten worden om toch rechtsherstel te bieden.

 

De staatssecretaris informeert de Tweede Kamer dat het kabinet de verschillende overwegingen uit zijn brief met betrekking tot budgettaire gevolgen, rechtvaardigheid, juridische houdbaarheid en uitvoeringsgevolgen zal meewegen in de besluitvorming over mogelijk herstel voor niet-bezwaarmakers. Het kabinet zal dit meenemen in de integrale besluitvorming over de begroting in augustus en zal naar verwachting op Prinsjesdag de uitkomst presenteren.

 

Budgettaire aspecten

Volgens de staatssecretaris kan afhankelijk van de gekozen optie de aanvullende budgettaire impact oplopen tot € 7 mld. Hier komen de uitvoeringskosten en doorwerking naar andere inkomensafhankelijke regelingen nog bij. Wanneer er wordt gekozen voor compensatie zal de budgettaire derving ook aanvullend gedekt moeten worden. Het uitgangspunt hierbij is dat de eventuele derving in principe binnen de kabinetsperiode gedekt wordt en daarbij wordt ook gekeken naar het domein vermogen.

 

Uitgewerkte scenario’s

In zijn brief behandelt de staatssecretaris de volgende scenario’s

Scenario 1: Geen rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers;

Scenario 2: Volledig rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers;

Scenario 3: Gedeeltelijk rechtsherstel;

Scenario 3A: Rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant met maximering herstelbedrag;

Scenario 3B: Rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant tot een maximum aan vermogen;

Scenario 3C: Uitkering vast of variabel bedrag (tegemoetkoming); and

Scenario 3D: Verhoging heffingvrije vermogen.

 

Scenario 1: Geen rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers

Zoals reeds opgemerkt bestaat er geen juridische verplichting om niet-bezwaarmakers rechtsherstel te bieden. Als besloten wordt om geen rechtsherstel te bieden aan niet-bezwaarmakers dan is daar geen aanvullende regelgeving voor nodig.

 

In dit scenario is er geen extra budgettaire derving ten opzichte van de voorjaarsnota. Deze optie leidt daarnaast in principe niet tot aanvullende herstelwerkzaamheden voor de Belastingdienst. Het niet bieden van rechtsherstel is, gelet op het arrest van 20 mei jl., bovendien juridisch houdbaar. Echter, het behandelen van vragen, verzoeken tot ambtshalve vermindering en eventueel bezwaar en beroep tegen een afwijzing daarvan zal nog steeds capaciteit in de uitvoering vereisen.

 

Scenario 2: Volledig rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers

In dit scenario wordt volledig rechtsherstel geboden aan de groep niet-bezwaarmakers volgens de forfaitaire spaarvariant. De bezwaarmakers en niet-bezwaarmakers worden dan op dezelfde wijze gecompenseerd.

 

Een uitbreiding van de doelgroep voor rechtsherstel met de groep niet-bezwaarmakers leidt tot een budgettaire derving van € 4,1 mld.  Hier komen de uitvoeringskosten en de doorwerking naar andere inkomensafhankelijke regelingen nog bovenop. In totaal worden 6,9 miljoen aanslagen hersteld.

Jaar

2017

2018

2019

2020

Totaal

Aantal herstel

2.084.000

1.702.000

1.639.000

1.512.000

6.938.000

Bedrag herstel

€ 1.343 mln

€ 1.044 mln

€ 942 mln

€ 816 mln

€ 4.144 mln

 

Volgens de staatssecretaris kan volledig rechtsherstel - in lijn met het rechtsherstel voor de bezwaarmakers – in eerste instantie grotendeels geautomatiseerd worden uitgevoerd. Het forfaitaire rechtsherstel sluit dan aan bij bekende gegevens en is volgens de staatssecretaris robuust vormgegeven om een tijdige, geautomatiseerde vormgeving van het rechtsherstel mogelijk te maken zonder tussenkomst van de belastingplichtige. De uitvoeringsgevolgen zijn volgens de staatssecretaris voor een groot deel afhankelijk van de reactie van belastingplichtigen.

 

Volgens de staatssecretaris zal in dit scenario meer dan de helft van het rechtsherstel terecht komen bij belastingplichtigen met vermogens boven de twee ton omdat in dit scenario geen onderscheid wordt gemaakt tussen grotere of kleine spaarders. In de motie Eppink heeft de Tweede Kamer opgeroepen om kleine spaarders als eerste in aanmerking te laten komen voor compensatie.

 

Scenario 3: Gedeeltelijk rechtsherstel

In dit verband merkt de staatssecretaris op dat naast het geheel niet of volledig tegemoet komen van niet-bezwaarmakers volgens de forfaitaire spaarvariant eventuele alternatieven denkbaar zijn. Voor de opties dient nog onderzocht te worden of deze met volledige zekerheid geautomatiseerd kunnen worden uitgevoerd, kunnen worden ingepast in het IV-portfolio en wat de uitvoeringsgevolgen zijn.

 

In dit verband merkt de staatssecretaris op dat afbakeningen van de groep die in aanmerking komt voor het rechtsherstel juridisch kwetsbaar kunnen zijn, aangezien gelijke gevallen binnen de groep niet-bezwaarmakers op grond van het gelijkheidsbeginsel gelijk dienen te worden behandeld. Een nadere differentiatie binnen deze groep kan daarom leiden tot juridische risico’s. Er zijn argumenten voorhanden voor een beperking van de compensatie tot spaarders (zij zullen gemiddeld de afgelopen jaren – door de consistent lage spaarrente – het zwaarst benadeeld zijn door het huidige box 3 stelsel) en tot mensen met minder hoge vermogens (zij hebben minder draagkracht), maar het is onzeker of dit met het oog op het gelijkheidsbeginsel voldoende rechtvaardiging oplevert.

 

In scenario 3C wordt rechtsherstel voor niet-bezwaarmakers buiten het fiscale domein om geregeld, zodat een zelfstandige rechtsgrond wordt gecreëerd waarbij de fiscale regels en de aanslagen ongewijzigd blijven. Dit geeft volgens de staatssecretaris ook de mogelijkheid om, eventueel in afwijking van de fiscale regels, bijvoorbeeld te bepalen of compensatie uit eigen beweging of op verzoek verleend wordt, binnen welke termijn een verzoek ingediend kan worden, wat de beslistermijn is en of de dwangsomregeling bij niet tijdige beslissing al dan niet van toepassing is. Bij de andere opties wordt het rechtsherstel geeffectueerd via een aanpassing van de aanslag. Een uitbetaling buiten de aanslag om is bij deze opties qua automatisering naar verwachting niet maakbaar.

 

Scenario 3A: Rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant met maximering herstelbedrag

In deze variant wordt de forfaitaire spaarvariant ook toegepast voor niet-bezwaarmakers, maar wordt het te ontvangen herstelbedrag (indirect) gemaximeerd, op bijvoorbeeld € 500 of € 1.000. Uitvoeringstechnisch is het namelijk niet maakbaar om het uiteindelijk te ontvangen bedrag te maximeren. In plaats daarvan wordt een vergelijking gemaakt tussen het voordeel uit sparen en beleggen (het forfaitaire berekende inkomen) op grond van de oorspronkelijke wettelijke systematiek en het voordeel uit sparen en beleggen op grond van de forfaitaire spaarvariant. Door het verschil daarvan te maximeren, wordt ook het herstelbedrag indirect gemaximeerd, hoewel het maximumbedrag kan afwijken voor belastingplichtigen met heffingskortingen en/of aftrekposten in box 3. De verwachting is dat de afwijking voor de meeste belastingplichtigen beperkt is. Een eventuele vermindering wordt geëffectueerd via een vermindering van de aanslag.

 

Bij een maximering op € 500 krijgen volgend de staatssecretaris belastingplichtigen met spaargeld tot € 87.000 volledig rechtsherstel; bij een maximering op € 1.000 krijgen belastingplichtigen met spaargeld tot € 117.000 volledig rechtsherstel. Ook belastingplichtigen met hoge vermogens krijgen in deze variant rechtsherstel tot het maximumbedrag.

 

Deze gedeeltelijke uitbreiding van de doelgroep voor rechtsherstel kost € 1,7 mld bij € 500 en € 2,3 mld bij € 1.000. In beide varianten worden in totaal 6,9 miljoen aanslagen hersteld. Voor de variant van € 500 is het herstelbedrag uitgesplitst naar jaar en naar verschillende groepen belastingplichtigen.

Jaar

2017

2018

2019

2020

Totaal

Aantal herstel

2.084.000

1.702.000

1.639.000

1.512.000

6.938.000

Bedrag herstel

€ 543 mln

€ 408 mln

€ 390 mln

€ 355 mln

€ 1.695 mln

 

In dit verband merkt de staatssecretaris nog het volgende op: “Vanuit uitvoeringsperspectief lijkt deze variant technisch maakbaar, maar onderzocht moet nog worden wat de uitvoeringsgevolgen zijn. Een verdere aanscherping in deze variant lijkt ook maakbaar waarbij de maximale verlaging van het voordeel uit sparen en beleggen bovendien afhankelijk worden gemaakt van de verhouding tussen spaargeld en totaal vermogen.

 

Scenario 3B: Rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant tot een maximum aan vermogen

In deze variant wordt rechtsherstel volgens de forfaitaire spaarvariant voor niet-bezwaarmakers met een vermogen tot bijvoorbeeld maximaal € 200.000 geboden via een vermindering van de aanslag. Hiermee wordt het rechtsherstel gericht op belastingplichtigen met lagere vermogens.

 

Volgens de staatssecretaris bedraagt de budgettaire derving € 1,5 mld. Een belastingplichtige binnen deze doelgroep kan maximaal zo’n € 2.000 per aanslag terugkrijgen. Bij deze variant worden in totaal 6,0 miljoen aanslagen hersteld. Het herstelbedrag is in onderstaande tabellen uitgesplitst naar jaar en naar groepen belastingplichtigen.

Jaar

2017

2018

2019

2020

Totaal

Aantal herstel

1.798.000

1.441.000

1.407.000

1.327.000

5.974.000

Bedrag herstel

€ 504 mln

€ 333 mln

€ 324 mln

€ 332 mln

€ 1.493 mln

 

Ook de staatssecretaris vraag zich af of een dergelijke harde grens objectief te rechtvaardigen is. Dit leidt namelijk tot situaties die moeilijk uitlegbaar zijn: een belastingplichtige met € 200.001 spaargeld krijgt geen rechtsherstel, terwijl iemand met € 99.000 spaargeld en € 100.000 aan aandelen wel rechtsherstel krijgt.

 

Vanuit uitvoeringsperspectief lijkt deze variant volgens de staatssecretaris technisch maakbaar, maar onderzocht moet nog worden wat de uitvoeringsgevolgen zijn.

 

Scenario 3C: Uitkering vast of variabel bedrag (tegemoetkoming)

Belastingplichtigen met vermogen in box 3 zouden volgens de staatssecretaris rechtsherstel kunnen ontvangen middels een uitkering van een vast of variabel bedrag. Het zal dan volgens de staatssecretaris in enkele gevallen voorkomen dat bezwaarmakers minder gunstig worden behandeld dan niet-bezwaarmakers. Bezwaarmakers krijgen immers niet altijd (veel) geld terug op grond van de forfaitaire spaarvariant. Om dit te voorkomen zouden alle belastingplichten (ook bezwaarmakers) met een voordeel uit sparen en beleggen over de jaren 2017 tot en met 2020 in aanmerking moeten komen voor een vast bedrag. Voor de bezwaarmakers zou dit een tweede herstelronde betekenen.

 

Bij uitkering van een vast bedrag worden zowel spaarders als beleggers tegemoet gekomen. Dit omvat dus ook belastingplichtigen die geen materieel nadeel hebben ondervonden van het box 3-stelsel, en juist voordeel hadden van de forfaitaire rendementspercentages omdat zij een hoger werkelijk rendement hadden. Bij een teruggave van € 500 per aanslag voor alle box 3 belastingplichtigen bedragen de kosten volgens de staatssecretaris € 5,4 mld; een teruggave van € 100 kost € 1,1 mld.

 

Alternatief zou daarom zijn om een variabel bedrag te hanteren. Gedacht kan worden aan een uitkering van geld aan mensen die box 3 belasting hebben betaald, van wie het spaargeld (na aftrek van schulden) meer dan 67% van het vermogen bedraagt en die maximaal € 200.000 vermogen bezitten.

 

Een uitkering van € 250 per jaar tot een vermogensgrens van € 100.000 en € 500 per jaar voor vermogens tussen de € 100.000 en € 200.000 leidt volgens de staatssecretaris bij dit alternatief ook tot een budgettair beslag van 1,1 mld. Dit is in onderstaande tabellen uitgesplitst naar jaar en naar verschillende groepen belastingplichtigen.

Jaar

2017

2018

2019

2020

Totaal

Aantal herstel

1.266.000

1.012.000

1.028.000

1.127.000

4.434.000

Bedrag herstel

€ 317 mln

€ 253 mln

€ 257 mln

€ 282 mln

€ 1.108 mln

 

Met betrekking tot dit scenario merkt de staatssecretaris o.a. nog het volgende op: “Deze variant kan mogelijk buiten de fiscaliteit vormgegeven worden, wat meer ruimte geeft om nieuwe procedurele regels vast te stellen. Hiervan dienen de gevolgen en voor- en nadelen (bijvoorbeeld de gevolgen voor parlementair begrotingsproces, risico op dubbele beroepen/bezwaren, en langere doorlooptijd) nog nader onderzocht te worden.

 

Onderzocht moet nog worden of deze variant vanuit uitvoeringstechnisch perspectief maakbaar en haalbaar is. Het kan dus nog blijken uit onderzoek dat een uitbetaling buiten de aanslag om in de grote aantallen (zoals verwacht) geen begaanbare weg zal zijn.

 

Scenario 3D: Verhoging heffingvrije vermogen

Tenslotte is een verhoging van het heffingvrije vermogen met terugwerkende kracht onderzocht. Het heffingvrije vermogen kan bijvoorbeeld met terugwerkende kracht worden verhoogd € 100.000 in 2017-2020. Vanuit juridisch en maatschappelijk oogpunt moet net als bij optie 3C worden voorkomen dat bezwaarmakers uiteindelijk slechter af zijn dan de niet-bezwaarmakers. Een verhoging van het heffingvrije vermogen zal daarom voor de gehele box 3-populatie moeten gelden.

 

Beleggers profiteren bij een verhoging van het heffingvrije vermogen net zoveel als spaarders, ongeacht of ze benadeeld zijn. Bovendien zullen ook beleggers met veel vermogen profiteren.

 

Belastingplichtigen met hogere vermogens ontvangen in absolute zin een hoger bedrag.

Ten aanzien van de bezwaarmakers betekent dit een nieuwe ronde van rechtsherstel waarbij het heffingvrije vermogen toepassing vindt, na het initiële rechtsherstel dat op 4 augustus moet zijn geëffectueerd. Net zoals bij optie 3C is dit onwenselijk.

 

Als het heffingvrije vermogen wordt verhoogd naar € 100.000 in 2017-2020 leidt dit volgens de staatssecretaris tot een budgettaire derving van 3,3 mld. Een verhoging tot € 200.000 in 2017-2020 zou volgens de staatssecretaris tot een budgettaire derving van ca. 7 mld leiden. Voor de variant met verhoging naar € 100.000 is de derving verder uitgesplitst naar jaar en naar verschillende doelgroepen belastingplichtigen.

Jaar

2017

2018

2019

2020

Totaal

Aantal herstel

2.658.000

2.447.000

2.483.000

2.501.000

10.089.000

Bedrag herstel

€ 1.146 mln

€ 751 mln

€ 734 mln

€ 676 mln

€ 3.307 mln

 

Volgens de staatssecretaris moet nog onderzocht worden of deze variant vanuit uitvoeringstechnisch perspectief haalbaar is.

 

De volledige tekst van de brief kunt u hier downloaden.

 

 

Copyright – internationaltaxplaza.info

 

 

Follow International Tax Plaza on Twitter (@IntTaxPlaza)