Op 13 juni 2022 is op de website van De Rechtspraak den conclusie van Advocaat-Generaal Niessen in zaaknummer: 22/01627, ECLI:NL:PHR:2022:553, gepubliceerd. In de onderliggende zaak heeft de AG naar aanleiding van de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 februari 2022 inzake een geschil betreffende het verplichte gebruik van eHerkenning voor het doen van de vereiste aangifte loonheffingen cassatie in het belang der wet gevorderd.

 

Sinds 1 januari 2020 is het voor belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen – die zonder tussenkomst van een intermediair of zonder gebruik van commerciële aangiftesoftware aangifte vennootschapsbelasting of loonheffingen willen doen – op grond van de Regeling Elektronisch Berichtenverkeer Belastingdienst (Regeling EBV) verplicht om hun aangifte digitaal te doen via het portaal ‘MijnBelastingdienst zakelijk’ (MBD-Z). Om in te kunnen loggen op MBD-Z, is het authenticatiemiddel eHerkenning met betrouwbaarheidsniveau 3 nodig. Dit inlogmiddel is alleen verkrijgbaar tegen betaling bij een commerciële partij.

 

Rechtbank Gelderland heeft – kort gezegd – geoordeeld dat geen wettelijke basis bestaat voor deze verplichting en dat de naheffingsaanslag om die reden moest worden vernietigd. De Staatssecretaris heeft te kennen gegeven dat de Inspecteur heeft afgezien van het instellen van hoger beroep tegen deze uitspraak van de Rechtbank, omdat de inhoudingsplichtige over het in geschil zijnde tijdvak geen loonheffingen was verschuldigd. Daarmee is de zaak tussen belanghebbende en de Inspecteur geëindigd.

 

Omdat het wenselijk is te vernemen of de Hoge Raad zich kan vinden in het oordeel van de Rechtbank, stelt A-G Niessen een vordering tot cassatie in het belang der wet in. De A-G meent dat de verplichting om aangifte te doen door middel van eHerkenning een wettelijke basis heeft in art. 2:15, lid 1, Awb (“Een bericht kan elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg”) en art. 3a, lid 2, AWR (“Bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze het elektronische berichtenverkeer plaatsvindt”).

 

Volgens de A-G bieden de 2 voornoemde artikelen bieden de mogelijkheid aan de minister om nadere eisen te stellen aan niet alleen de inhoud, maar ook de wijze waarop een bericht via de elektronische weg wordt gestuurd aan een bestuursorgaan. De minister heeft volgens de A-G van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door in de Regeling EBV verplicht te stellen dat gebruik wordt gemaakt van authenticatiemiddelen die voldoen aan Europese regelgeving met betrekking tot de toegangsbeveiliging van (overheids)informatiesystemen die persoonsgegevens verwerken. Hiermee is de minister naar de mening van de A-G niet buiten zijn bevoegdheid getreden.

 

De A-G vordert dan ook vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank zonder dat het te wijzen arrest nadeel toebrengt aan de rechten door partijen verkregen.

 

De volledige tekst van de conclusie van de AG zoals gepubliceerd op de website van De Rechtspraak kunt u hier vinden.

 

 

Copyright – internationaltaxplaza.info

 

 

Follow International Tax Plaza on Twitter (@IntTaxPlaza)

 

Submit to FacebookSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn
INTERESTING ARTICLES